Het groenogige monster van de jaloezie: van normale afgunst tot pathologische waan

Woensdag 11 December, 2019

Jaloezie lijkt zo eigen aan de mens dat ze er overal en altijd is. Ze is al een thema in de
Griekse mythologie en in het boek Genesis van de bijbel. Ze ontbreekt zelden in de literatuur.
Ze speelt niet in het minst ook in analytische middens tussen wie wel of niet meent erkend te
moeten worden, of bij Freud en zijn leerlingen, bijvoorbeeld. En uiteraard duikt ze altijd wel
ergens op in het klinisch werk met mensen.

Jaloezie is volgens Freud zodanig universeel dat wie denkt nooit jaloers te zijn, zeker
iets verdrongen heeft. Ze heeft inderdaad diepe wortels in het onbewuste, op alle drie de
lagen die Freud onderscheidt: de normale of concurrerende, de geprojecteerde, en de
waanachtige jaloezie. De eerste laag is als het ware de oudste en gaat terug op het
oedipuscomplex. Op die manier beschouwd is jaloezie niet alleen een universeel, maar ook
een heel vroeg ontstaan affect.

Lacan verwijst graag naar Augustinus die beschrijft hoe hij een klein kind zag dat nog
niet eens kon praten toch al een bittere, jaloerse blik werpt op zijn kleine broertje dat zich
laaft aan de moederborst. De doodzonde van de afgunst gaat het menszijn dus vooraf. Met
Augustinus benadrukt Lacan vooral dat jaloezie nog verder teruggaat in de ontwikkeling dan
het oedipale. Ze vormt een centraal element in het spiegelstadium. Al van bij het prille
ontstaan van een imaginair zelf, spelen er meteen ook agressie en afgunst tegenover de
ander-gelijke.

Met Lacan zou de eerste laag van de (normale of concurrerende) jaloezie bij Freud
kunnen geïnterpreteerd worden als een duale spiegelsituatie en de tweede, geprojecteerde
jaloezie als noodzakelijk een derde vereisend. Het klassieke voorbeeld is daar immers de man
die zijn eigen neigingen tot ontrouw verdringt en ze vervolgens projecteert op zijn partner –
veronderstellend dat zij een ander heeft.

Maar er blijven nog vele vragen open. Viseert de jaloezie een object of een
zijnstoestand? Is de jaloezie van het kleine jongetje bijvoorbeeld gericht naar de moederborst
of eerder de gelukzaligheid van het kleine broertje aan de borst – vandaar Lacans
samentrekking jalouissance? Waarom maken noch Freud, noch Lacan een duidelijk
onderscheid tussen jaloezie en afgunst? Kunnen we de jaloezie zoals Freud eerder in lagen
denken, of moeten we het opsplitsen naargelang de neurose of psychose? Met andere
woorden: hoe klinisch te werken met de jaloezie?

Sprekers
Wim Galle
De nijdigheid van een jaloersheidswaan: schipperen tussen 'Lebensneid' en 'jalouissance'
Anne Joos
Wat is het object van de jaloezie?
Guy Mertens
Blind vertrouwen
Alain Pringels
A jealousy so strong that judgment cannot cure
Dries Roelandts
Een blik door de lamellen van de jaloezie
Weststraat, Sleidinge Evergem, België
Nieuwsbrief

Op de hoogte blijven?
Meld je nu aan voor de nieuwsbrief!

Nieuwsbrief

Op de hoogte blijven?
Meld je nu aan voor de nieuwsbrief!